The European Court of Justice (the “Court”) ruled on 22 November 2022 that public access to information in the UBO register is invalid.
Prinsjesdag 2023 – Belastingplan 2024
Op 19 september 2023 (Prinsjesdag) heeft de Nederlandse (interim-)regering – onder andere – haar Belastingplanpakket voor 2024 (en volgende jaren) bekendgemaakt. Het Belastingplanpakket 2024 bestaat uit het Belastingplan 2024, verschillende wetsvoorstellen en de ‘overige fiscale maatregelen voor het jaar’ 2024. In dit tax alert hebben wij de belangrijkste belastingmaatregelen samengevat.
Als opmerking vooraf: na 18 maanden aan de macht te zijn geweest, is de Nederlandse coalitieregering met vier partijen uiteengevallen en zullen er in november 2023 verkiezingen worden gehouden. De ingangsdatum van de aangekondigde belastingmaatregelen is nog niet definitief (d.w.z. de maatregelen moeten eerst worden goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer en daarna nog gepubliceerd worden in de Nederlandse Staatscourant). Het is echter te verwachten dat de hieronder beschreven belastingmaatregelen uiteindelijk wel geïmplementeerd zullen worden in de Nederlandse belastingwetgeving.
1. Nederlandse vennootschapsbelasting
Tarieven
In 2023 bedraagt het algemene tarief van de vennootschapsbelasting (‘VPB’) 25,8%, met een verlaagd tarief van 19% tot en met een belastbare winst van EUR 200.000. Het is nog onduidelijk of deze tarieven en schijfgrenzen zullen worden aangepast voor het jaar 2024.
Fiscaal kwalificatiebeleid voor rechtsvormen
Verschillen in de kwalificatie van rechtsvormen tussen verschillende buitenlandse belastingstelsels kunnen leiden tot hybride mismatches. De Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen beoogt deze mismatches te voorkomen door de oorzaak, namelijk de kwalificatieverschillen, aan te pakken. In essentie gaat het om aanvullende kwalificatiemethoden voor buitenlandse rechtsvormen en de afschaffing van de transparante fiscale behandeling van de ‘open commanditaire vennootschap’ vanaf 2025.
‘Dividend stripping’ verder tegengaan versterken
Dividend stripping is een vorm van fraude waarbij dividendbelasting twee keer wordt teruggevraagd of verrekend – wat al illegaal is. Er worden een aantal maatregelen geïntroduceerd om de aanpak om dividend stripping tegen te gaan te versterken. Het wetsvoorstel stelt onder andere voor om de bewijslast aan te passen en zo de positie van de inspecteur te verbeteren. Ook wordt een ‘efficiëntiemarge-maatregel’ geïntroduceerd. Dit om een registratiedatum wettelijk vast te leggen voor aandelen die op een gereguleerde markt worden verhandeld, zodat kan worden vastgesteld wie uiteindelijk gerechtigde is tot het dividend.
De implementatie van “Pillar Two’’
Het Wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024, ook wel Pillar Two genoemd, introduceert een minimum effectief belastingtarief van 15 procent per jurisdictie voor grote internationale ondernemingen met een jaaromzet van meer dan EUR 750 miljoen.
Aanpassingen aan het FBI-regime
Het wetsvoorstel Aanpassing Wet Fiscale Beleggingsinstelling beoogt de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (‘FBI’) in de Wet op de vennootschapsbelasting aan te passen. Vanaf 1 januari 2025 is het niet langer mogelijk voor een FBI – die belastingplichtig is onder de Nederlandse vennootschapsbelasting, maar waarvan de winst wordt belast tegen een tarief van 0 procent – om rechtstreeks te investeren in Nederlands vastgoed. De winst van een dergelijke FBI wordt dan belast tegen de reguliere Nederlandse vennootschapsbelastingtarieven. Een FBI mag nog wel rechtstreeks investeren in buitenlands vastgoed en investeren in aandelen van een regulier belaste dochteronderneming die in Nederland gelegen vastgoed heeft.
Vrijgesteld regime beleggingsinstellingen
Vanaf 1 januari 2025 wordt het regime voor fiscaal vrijgestelde beleggingsinstellingen (VBI) beperkt tot bepaalde instellingen die onder de Wet Financieel Toezicht vallen. Beleggingsinstellingen die alleen in het privévermogen van deelnemers beleggen, waaronder ook het vermogen van één familie valt, zullen in principe geen gebruik meer kunnen maken van het VBI-regime.
Verhoging van de drempel voor de “earnigsstripping-maatregel” voor vastgoedbedrijven met geleased vastgoed
De earningsstripping-maatregel is een generieke renteaftrekbeperking die de aftrekbaarheid van te hoge netto rentelasten beperkt. Deze maatregel voorziet momenteel in de mogelijkheid om bedrijven op te splitsen, waardoor vaker gebruik kan worden gemaakt van de drempel van EUR 1 miljoen. Hoewel dit fenomeen al werd erkend toen de maatregel werd ingevoerd, onderneemt de wetgever nu actie. Met ingang van 1 januari 2025 zal de drempel van EUR 1 miljoen niet van toepassing zijn voor vastgoedvennootschappen die vastgoed (aan derden) verhuren.
ATAD III
De voorgestelde EU-Richtlijn ‘Anti-Tax Avoidance Directive III’ (‘ATAD III’) pakt agressieve belastingplanningstechnieken aan die verband houden met het gebruik van lege houdstervennootschappen. Het was oorspronkelijk de bedoeling dat ATAD III vóór 30 juni 2023 in de Nederlandse wet zou worden geïmplementeerd, en vanaf 1 januari 2024 door de EU-lidstaten zou worden toegepast. De goedkeuring heeft echter nog niet plaatsgevonden (er is namelijk nog geen wetsvoorstel).
2. Nederlandse inkomstenbelasting
Algemeen:
De Nederlandse Wet inkomstenbelasting 2001 verdeelt het inkomen in drie bronnen (“drie boxen”):
- box 1 (inkomen uit arbeid);
- box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang (aandelenbezit in een vennootschap van 5% of meer);
- box 3 (inkomen uit sparen en beleggen).
Elke box heeft zijn eigen regels voor het bepalen van de belastinggrondslag en heeft zijn eigen belastingtarieven. Inkomen in Box I wordt momenteel belast tegen een progressief tarief met een maximum van 49,50% (2023). Inkomen in Box II wordt momenteel belast tegen een vast tarief van 26,90% (2023). Inkomen in Box III wordt vastgesteld tegen een progressief gemengd fictief rendement met een bandbreedte van 0,36% voor spaargeld, 6,17% voor ‘overig vermogen’ en 2,57% voor schulden (met een belastingvrije vermogensgrens van EUR 57.000 – EUR 114.000 voor partners). Inkomen in Box III wordt belast tegen een vast tarief van 32% (2023).
Wijziging belasting Box 1 (inkomen uit arbeid):
Met ingang van 2024 wordt het basistarief van box 1 verhoogd tot 36,97% (in 2023: 36,93%) en de grens van het toptarief wordt verhoogd tot een bedrag van EUR 75.624 (in 2023: EUR 73.031).
Wijziging belasting box 2 inkomen (aanmerkelijkbelangheffing):
Vanaf 2024 wordt het box 2-tarief verdeeld over twee schijven. De eerste schijf belast box 2 inkomsten tot EUR 67.000 per persoon tegen een tarief van 24,5%. In de tweede schijf geldt een tarief van 31% voor inkomsten boven dit bedrag (deze maatregel was al eerder aangekondigd).
Wijziging belasting Box 3 inkomen (sparen en beleggen):
Het tarief van de inkomstenbelasting voor box 3 inkomen stijgt met 2% vanaf 2023, tot 34% per 2024 (en in 2025). Bovendien blijft het heffingsvrije vermogen EUR 57.000 (EUR 114.000 voor partners) vanaf 2024.
Uitstel nieuw box 3 systeem van 2026 naar 2027
De invoering van een nieuw box 3 systeem, gebaseerd op het werkelijke rendement, is uitgesteld van 2026 naar 2027. De Nederlandse Advocaat-Generaal Wattel heeft de ‘box 3 interimwetgeving’ ernstig bekritiseerd in Nederlandse jurisprudentie.
Afschrijving op gebouwen in eigendom van bedrijven
In de Wet op de IB 2001 wordt de afschrijving voor gebouwen in eigendom van bedrijven beperkt tot 100% van de WOZ-waarde. De afschrijving tot maximaal de WOZ-waarde geldt voor alle gebouwen die als bedrijfsmiddel worden gebruikt, ongeacht of het een gebouw voor eigen gebruik is of als investering wordt gebruikt.
Regeling betreffende lucratief belang
De regeling voor lucratief belang wordt ook gewijzigd. Als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad kunnen bepaalde posities niet langer kwalificeren als lucratief belang. Daarbij leken als gevolg van een recentere uitspraak van de Hoge Raad dit jaar bepaalde aandeelhoudersleningen buiten beschouwing te blijven bij het bepalen van de aanwezigheid van een lucratief belang. De voorgestelde wijziging zal er ook voor zorgen dat bepaalde leningen wel tot het kapitaal van de vennootschap worden gerekend voor de toepassing van de lucratief belangregeling.
Herinvesteringsreserve
Het vormen en gebruiken van de herinvesteringsreserve (HIR) wordt in meer situaties toegestaan. Zoals bijvoorbeeld bij gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging door overheidsingrijpen.
3. Wet op de loonbelasting
Wijzigingen in de 30%-loonheffingsfaciliteit (zogenaamde ‘30%-regeling’)
Onder bepaalde voorwaarden kunnen in het buitenland geworven werknemers die in dienst zijn getreden bij een Nederlandse inhoudingsplichtige gebruik maken van de zogenaamde 30%-regeling. Onder deze faciliteit wordt een deel van het overeengekomen loon aangemerkt als een onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten, gedurende maximaal vijf jaar. Het salaris waarover de 30%-regeling kan worden toegepast is momenteel niet gemaximeerd. Met ingang van 1 januari 2024 wordt de basis voor de 30%-faciliteit afgetopt tot de norm die geldt onder de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (2024: EUR 233.000). De forfaitaire vrije vergoeding wordt dus afgetopt tot een bedrag van EUR 69.900. Voor werknemers op wie de 30%-faciliteit van toepassing was in de laatste salarisperiode van 2022, is de bovengrens op basis van de 30%-regeling niet van toepassing tot en met 31 december 2025. Dit geldt wel alleen voor werknemers die bij dezelfde inhoudingsplichtige/werkgever in dienst blijven.
Belastingvrije reiskostenvergoeding
Een versnelde verhoging van de belastingvrije kilometervergoeding van EUR 0,21 naar EUR 0,23 per kilometer in 2024 zal plaatsvinden. Het gebruik van het openbaar vervoer zal verder worden gestimuleerd door een belastingvrije vergoeding of door bijvoorbeeld de verstrekking van Ov-kaarten voor bepaald zakelijk gebruik (ook woon-werkverkeer).
4. Bronbelasting
Voorwaardelijke bronbelasting op dividenden
Na de invoering van de conditionele bronbelasting op rente en royalty’s op 1 januari 2021, zal een soortgelijke bronbelasting op dividenden worden ingevoerd op 1 januari 2024. Deze wet is al goedgekeurd door het Nederlandse parlement en de Eerste Kamer.
Op basis van de Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden 2024 zal een voorwaardelijke (of aanvullende) bronbelasting worden geheven op:
- Dividendbetalingen aan laag belastende jurisdicties (in dit geval jurisdicties met een winstbelasting van minder dan 9 procent);
- Dividendbetalingen aan jurisdicties die zijn opgenomen in de EU-lijst van niet-coöperatieve landen; en
- Dividendbetalingen aan hybride entiteiten en in het geval van kunstmatige constructies die bedoeld zijn om de Nederlandse bronbelasting op dividenden te ontwijken (met andere woorden, misbruiksituaties).
5. Wet overdrachtsbelasting / BTW
BWT/samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting op aandelentransacties waarbij vastgoedentiteiten betrokken zijn
De zogenaamde samenloopvrijstelling in de Wet overdrachtsbelasting wordt gewijzigd zodat er in elk geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven over de verkrijging van nieuwe onroerende zaken in een aandelentransactie.
In het algemeen kan de overdracht van een bouwterrein en nieuw ontwikkeld onroerend goed onder omstandigheden worden aangemerkt als een Btw-belaste overdracht. In dat geval voorziet de samenloopvrijstelling in een vrijstelling van Nederlandse overdrachtsbelasting. Let op: deze samenloopvrijstelling geldt niet als de onroerende zaak als bedrijfsmiddel is gebruikt en de koper de verschuldigde Btw geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen (btw-aftrek). De datum van inwerkingtreding van deze wijziging is 1 januari 2025.
6. Andere maatregelen
Beperking van lenen bij eigen vennootschap (wet excessief lenen bij eigen vennootschap)
Op 13 september 2022 heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen over financiering van de eigen onderneming van een belastingplichtige. Om de eerdergenoemde veronderstelde dividenduitkering te voorkomen, mogen belastingplichtigen tot en met 31 december 2023 hun leningen bij de eigen vennootschap terugbrengen tot maximaal EUR 700.000 om aan deze nieuwe eis te voldoen. Een schuld die is aangegaan voor de aankoop van de eigen woning is uitgesloten.
Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
In haar rapport van april 2022 concludeert het Centraal Planbureau (‘CPB’) dat de bedrijfsopvolgingsregeling (‘BOR’) weliswaar effectief is, maar dat bepaalde onderdelen vanuit het oogpunt van belastingrendement inefficiënt zijn. En dat niet alle onderdelen van de BOR bijdragen aan de gewenste continuïteit van bedrijven. Gezien deze uitkomsten wil het kabinet de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de BOR verbeteren en zoveel mogelijk ervaren knelpunten wegnemen. Daartoe worden in het Belastingplan 2024 vanaf 2025 verschillende maatregelen voorgesteld.